Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar hij zal voor zich de paarden niet [27]vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, om [28]paarden te vermenigvuldigen; terwijl de HEERE ulieden gezegd heeft: [29]Gij zult voortaan niet wederkeren door dezen weg. 27. Dat is, zoveel werk van ruiters en knechten niet maken, dat hij op zijn grote macht hoogmoedig worde en, tot Gods oneer zijn vertrouwen er op stellende, [gelijk de heidense en goddeloze koningen deden] zichzelven en zijn onderdanen door vermetelheid in perijkel en verdriet brenge. 28. Waardoor Egypte vermaard was. Zie Ex.14:15; Jes.31:1,3; Ezech.17:15, enz. 29. Hebreeuws, gij zult niet meer toedoen, of, voortvaren om weder te keren. Versta, om u te wreken aan Egypte, of verbond met hen te maken, of slaven daar te worden.